Leny (70) verblijft nog steeds in het vakantiehuisje dat haar vader ooit bouwde
“Ik trok mijn schoenen pas aan als we na de zomer weer naar Rotterdam vertrokken”
“Het was nog voornamelijk natuur en boerenland”
Leny: “Ik ben geboren in Rotterdam. In die tijd bood de gemeente Rotterdam minder gefortuneerde gezinnen de kans om in de zomer te ontsnappen aan de stad. Ze konden een kaveltje huren in Kruininger Gors. Mijn vader bouwde er eigenhandig een huisje, waar wij elke zomer verbleven. Dat huisje heb ik nog steeds, zij het iets aangepast aan moderne vereisten. Ik verblijf er ook nog steeds in de zomer.
Als ik later groot ben
Met de Pasen vertrokken we naar het Gors en daar bleven we dan tot eind september. Mijn vader kwam in de weekenden. Ik trok mijn schoenen uit als we aankwamen en die gingen pas weer aan als we na de zomer weer naar Rotterdam vertrokken. Mijn broer ging zelfs naar een speciaal schooltje voor kinderen van het vakantiepark. We waren daar zo vrij als een vogel. We struinden overal naartoe, op blote voeten. Het vogelreservaat De Beer was er nog, daar ging we soms een dagje naartoe. Dan stopten we boterhammen en limonade in onze tas en gingen we lopen. Het was nog voornamelijk natuur en boerenland, dus er was weinig gevaar. Behalve dan in de Verboden Duinen, een afgezet stuk duin waar de Duitsers tijdens de oorlog hadden gezeten. Er konden nog mijnen liggen dus je mocht er niet komen. Het was natuurlijk heel spannend om er dan toch naartoe te gaan. Ik vond het hier zo heerlijk dat ik als klein meisje altijd al zei dat ik hier zou gaan wonen als ik later groot was. Het duurde even maar drie jaar geleden heb ik met mijn huidige echtgenoot dan toch eindelijk een huis gekocht in Oostvoorne, vlakbij ons vakantiehuis.
Oude dag
Toen ik hier als klein meisje rondliep, was de industrie nog klein. Elk jaar als ik hier kwam, waren er nieuwe fabrieken gebouwd. Dat begrijp ik wel, de industrie moest nu eenmaal uitbreiden. Maar vrolijk word ik er niet altijd van. Als de wind verkeerd staat, hoor je het affakkelen en het gebrom van de machines de hele nacht door. Vooral mijn man heeft daar last van, hij is een lichte slaper. Vroeger kon het soms ook vreselijk stinken, dat is nu niet meer het geval. Ik hoop dat ze ook nog eens een oplossing voor het geluid bedenken. Heel erg vind ik de industrie overigens ook niet, want dan was ik hier natuurlijk niet gaan wonen. Ik vind het juist bijzonder dat we vlakbij dat grote industriegebied wonen maar toch omringd zijn door groen, zowel in Oostvoorne als in het Gors. Ook al is het hier nu anders dan toen ik kind was, de liefde voor het gebied is niet verdwenen. En wat bijzonder is, in het laantje waar ons vakantiehuisje staat, zijn nog een paar mensen die er al kwamen toen we kinderen waren. Toen speelden we samen op het Gors, nu brengen we er onze oude dag door.”